
Jurisprudentie
AA7375
Datum uitspraak2000-09-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200000357/1.
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200000357/1.
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad van State
200000357/1.
Datum uitspraak: 4 september 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te ]woonplaats], appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 13 december 1999 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Utrecht.
1 Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 1998 heeft de burgemeester van Utrecht (hierna: de burgemeester) het door appellant gemaakte bezwaar tegen de mededeling op 14 april 1998 van de receptioniste van het stadhuis dat zij van hogerhand de opdracht had om geen bezoekers - anders dan op uitnodiging - toe te laten tot de installatievergadering van de gemeenteraad, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 december 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 januari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 februari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 11 mei 2000 heeft de burgemeester een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2000, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.J.Th. Woltjer, en de burgemeester, vertegenwoordigd door P.Ch. van Doorn, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bezwaar van appellant niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Van een schriftelijke en op rechtsgevolg gerichte beslissing van een orgaan van de gemeente, houdende het weigeren van toegang aan appellant, is niet gebleken.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Barrel, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2000
91. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,